Auteur: Mattias Desmet
Onze samenleving evolueert in een recordtempo in de richting van een digikosmos — een maatschappij waarin het leven grotendeels digitaal verloopt. In de digitale samenleving van de toekomst werkt, feest, speelt en vrijt de mens online en eet digitaal geprint voedsel. Maar die toekomst is echt niet zo veraf.
Met de recentste ontwikkelingen op het vlak van artificial intelligence zijn we zo langzaam klaar om nog een stap verder te zetten. Maar niet alleen de interacties kunnen via digitale weg verlopen. We kunnen de mens zélf vervangen door een digitaal substituut. De arts, de leraar, de coach, de psycholoog, enzovoort, ze kunnen allemaal vervangen worden door een computer.
Verbindende nuances in fysiek gesprek
Is er een verschil tussen een echt en een digitaal gesprek? Is er een verschil tussen een gesprek met een mens en een gesprek met een geavanceerde computer? Ik heb vijftien jaar gedetailleerd onderzoek gedaan naar (echte) gesprekken tussen therapeuten en patiënten. Daar heb ik uit geleerd hoe subtiel en subliem echte gesprekken zijn. Om maar één voorbeeld te geven: als de ene persoon stopt met spreken, dan neemt de andere vaak over op minder dan 0,2 seconden. En dat zelfs als de eerste persoon midden in een zin stopt met spreken. Om te vergelijken: in het verkeer is de reactietijd meestal één seconde (dus vijf keer langer).
In een reëel gesprek resoneren de lichamen van mensen voortdurend met elkaar. Bij degene die luistert, spannen de gelaats- en lichaamsspieren zich ongemerkt op dezelfde manier aan als bij degene die spreekt. Ook worden de corresponderende hersengebieden geactiveerd. Als mensen met elkaar spreken, vormen ze op psychisch en subtiel-fysiek vlak een supra-organisme. Ze worden verbonden met een psychisch vlies dat de meest subtiele gemoedsbewegingen ongemerkt overdraagt van de ene persoon op de andere. Op die manier vindt er een soort spontane inleving plaats in de gesprekspartner (tenzij de ego-structuur buitengewoon ontwikkeld is, zoals bij psychopathie).
Elk gesprek bevredigt zo de eerste en voornaamste oerbehoefte van de mens – psychische versmelting met de Ander. Maar in een digitaal gesprek vindt die versmelting veel minder plaats. Dit komt door minimale vertragingen in de transmissie van het signaal, beperkingen van de vrijheid van perspectief, slechts gedeeltelijk zien van de Ander, enzovoort.
Atomisering van menselijk wezen
Maar stap voor stap zijn tijdens de laatste eeuwen reële sociale situaties door kunstmatige vervangen. Dit kon gebeuren door de industrialisatie en mechanisering van arbeid en de introductie van radio, televisie, telefoon en internet. Ongemerkt en sluipenderwijs eiste dit alles zijn tol. De vervanging is verantwoordelijk voor het meest destructieve psychisch-sociale fenomeen van de Verlichting, namelijk de atomisering. Atomisering van het menselijke wezen, die het ontkoppelt van zijn sociale en natuurlijke omgeving en het in eenzaamheid dompelt.
In het begin van de eenentwintigste eeuw bereikte die eenzaamheid piekhoogtes. Sommige studies van vlak voor de coronacrisis vermeldden percentages van 40 procent van de wereldbevolking die zich eenzaam voelde. De surgeon general van de Verenigde Staten maakte melding van een loneliness epidemic en de Britse eerste minister Theresa May stelde een minister voor Eenzaamheid (Minister of Loneliness) aan.
We hoeven echt niet naar statistieken te grijpen om de ernst van het probleem te voelen. Want stap eens op een trein — mensen wisselen nauwelijks nog woorden uit met elkaar. De geesten zijn gekluisterd aan een klein schermpje: de digitale connectie heeft op grote schaal de menselijke band vervangen. Zelfs bij het groeten van een toevallige voorbijganger — ooit de vanzelfsprekende manier om de menselijke band zonder enige andere bedoeling te bevestigen — voel je het probleem direct aan: ‘Waar wil die idioot naartoe? Wie groet een ander nog in het digitale tijdperk?’
Vorming van intolerante massa
Vereenzaming en atomisering vormen niet zomaar een probleem. Het is een probleem met enorme maatschappelijke consequenties. Want vereenzaamde, geatomiseerde subjecten hebben de neiging om zich onder invloed van in de media verspreide verhalen samen te voegen tot een nieuw soort groep: een massa. Dit soort groepsvorming maakt mensen radicaal onvermogend om kritisch na te denken over de verhalen die hun via de media aangereikt worden. Het maakt hen bereid tot radicale opoffering van alles wat hun onder normale omstandigheden dierbaar is. En het maakt hen radicaal intolerant voor elke stem die afwijkt van datgene waarin de massa gelooft.
De massa’s van weleer (denk aan de kruistochten, de heksenjachten, …) waren fysieke massa’s. De massa bestond uit een groep van mensen die fysiek samenkwamen. De huidige massa’s, daarentegen, bestaan uit individuen die elk apart in digitale eenzaamheid via de massamedia doordrenkt worden met dezelfde voorstellingen en verhalen. Het is deze eenzame massa die samen met haar menners de ruggengraat vormt van het ultieme symptoom van de rationalistische samenleving: de totalitaire staat.
De grote vraag die we als cultuur moeten beantwoorden, is daarom deze: wat kan de eenzame massa omvormen tot een echte samen-leving?
Dit is een opiniestuk van Mattias Desmet, professor psychologie aan de Universiteit van Gent en auteur van De Psychologie van Totalitarisme. Het verscheen eerder bij Doorbraak Magazine.
Hoofdafbeelding: ANP / Felipe Trueba – Presentatie bewustwordingscampagne over depressies. Berlijn, 21 Oktober 2019.