Door Joost Niemöller, hoofdredacteur Ongehoord Nederland
De ineenstorting van Syrië, de aanval op Gaza, de recente bombardementen op Iran, en de slachting van de druzen in Zuid-Syrië door soennitische jihadi’s; het houdt allemaal verband met de sterk gevoelde noodzaak van Israël om te moeten overleven in een vijandige wereld. In Europa wordt dat niet begrepen. Wat men niet kan of wil zien is dat voor Israël, net als voor het Joodse volk in haar lange geschiedenis, het voortbestaan nooit vanzelf zal spreken. Alleen met een harde en slimme strategie is overleven mogelijk.
In complete bibliotheken is al vastgelegd dat in het Midden-Oosten niets is wat het lijkt. Bijvoorbeeld omdat politieke voorkeuren van hand tot hand gaan. Opportunisme is de regel. Je moet wel dealen met die in de vorige eeuw opgelegde kunstmatige nepstaten, en als gevolg daarvan met de overlappende stammengroepen en etnisch-religieuze lappendekens uit oudere tijden die daar dwars doorheen lopen. In die Arabische ‘landen’, begin twintigste eeuw tot stand gebracht op de koloniale tekentafels van Europa, houden willekeurige tirannen zich in het zadel met extreme wreedheden. De ene coup volgt op de andere. Je moet als ‘onderdaan’ wel meebewegen op ieder opstekend windje. Zoiets als westers burgerschap met rechten en plichten ten aanzien van een organisch gegroeide natiestaat, bestaat domweg niet in het Midden-Oosten. Met uitzondering van landen als Iran, dat wel gebaseerd is op een lange Perzische beschavingscultuur. Hetzelfde geldt voor de Turken en Armeniërs, zij het daar ook met grote interne problemen.
De onderdaan als opportunistische overlever, je vindt hem overal terug. Ook bij migranten uit het Midden-Oosten in Nederland:
Na een dagje strand belandde ik onlangs in een winkelstraat in Zandvoort bij een restaurantje dat Sjalom heet: het Hebreeuwse woord voor ‘vrede’, maar ook voor ‘hallo.’ Er stond falafel op het menu. Nu associëren wij dat in het Westen – overigens onterecht – met Israëlische eethuisjes. Dus ja, dan denk je: we schuiven hier aan bij een Israëliër, die uit veiligheid maar heeft nagelaten de Israëlische vlag af te beelden. Maar eenmaal gezeten op het terrasje hoorden we Arabische muziek uit de deur komen. De eigenaar bleek… een Egyptenaar. Mijn Nederlandse vrouw vroeg in het Arabisch waar die Israëlische naam vandaan kwam. Dat ze Arabisch sprak leek de joviale eigenaar niet te verbazen. Hij stond sowieso nergens van te kijken. Hij legde uit dat de eerste eigenaar inderdaad een Israëliër was en dat het een razend populaire zaak was geweest. Vervolgens had een Turk de zaak overgenomen en er een Turkse naam aan gegeven, maar toen zakte de omzet in. Kennelijk hadden Duitse toeristen geen trek in Turks. Wie zal het zeggen. Vervolgens had onze Egyptenaar de toko overgenomen en de Hebreeuwse naam terug op de gevel gezet. Meteen liep het weer. Nou ja, inmiddels wat minder. Maar dat kwam volgens hem door de oorlog in Rusland, die maakte dat de toeristen wegbleven. Terwijl hij met ons sprak, riep hij tussendoor – half in het Frans, half in het Nederlands – naar de Duitse toeristen op straat dat het eten ‘lekker! lekker!’ was, en bovendien halal. Je zag hoe de toeristen hun pas versnelden. Je kon niet zeggen dat hij zijn best niet deed om zich continu aan te passen. Maar het effect was er toch een van voortdurende chaos.
Van het Arabische opportunisme in het Midden-Oosten kun je gebruikmaken als je eenmaal ziet hoe het werkt. In de joodse overlevingscultuur, die al drieduizend jaar van generatie op generatie wordt doorgegeven in de diaspora, ligt opportunisme ook voor de hand. Joden begrijpen Arabieren. Veel meer dan Noordwest-Europeanen, met hun stijve, door de protestantse leer gevormde moralisme. Vanuit Europa – en nu vanuit de EU – wil men in de geest van de achttiende-eeuwse Duitse Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant het ‘Utopia van het Internationaal Recht’ opleggen aan de wereld. Maar de opportunistische en grillige wereld van het Midden Oosten is daar niet op toegesneden. Vanuit diezelfde protestantse geest wordt nu ook het gedrag van Israël veroordeeld. Zo wordt onder het mom van universeel moralisme eigenlijk het aloude Eurocentrisme uitgedragen dat door de linkse academici juist verketterd werd.
De Israëlische veiligheidsdiensten werken in het Midden-Oosten langs twee lijnen: afschrikking door bij voorbaat extreem hard toe te slaan en infiltratie, en manipulatie op microniveau. Een klassiekertje: in het geheim bied je iemand iets, hulp tegen zijn vijand bijvoorbeeld, en als diegene toehapt, maakt hij deel uit van jullie geheim en valt hij zo achter de schermen te manipuleren. Zo werkt een spionnencultuur. En de maffia. Misschien niet zo netjes. Wel zo effectief.
Tegen alle verwachtingen in heeft Israël zo in de korte tijd van haar bestaan een sterke machtspositie opgebouwd. Neem nu de relatie van Israël met twee van de drie belangrijkste buurlanden: Egypte en Jordanië. Met beide landen bestaat er al decennialang intensieve economische en militaire samenwerking, inclusief uitwisseling tussen inlichtingendiensten, gebaseerd op vredesverdragen die tientallen jaren geleden zijn gesloten. Weliswaar zijn er door het Gaza-conflict diplomatieke spanningen ontstaan, maar dat is de schijn aan de oppervlakte. Israël heeft sinds kortere tijd ook goede banden met Saoedi-Arabië en de Golfstaten, openlijk of via stille diplomatie, vooral in de strijd tegen Iran. Bijvoorbeeld bij het openstellen van het luchtruim voor Israëlische gevechtsvliegtuigen en het delen van radargegevens. De publieke retoriek, met name over de Palestijnen, vertelt een ander verhaal, maar die is bestemd voor binnenlands gebruik. Het is de opportunistische politiek van ‘voor wat hoort wat’ die voor alle betrokkenen meestal goed uitpakt.
In het Westen begrijpen we, zoals gezegd, weinig van de omgang tussen Joden en Arabieren. Wij roepen keer op keer: Het internationaal recht moet zijn beloop hebben! In Europa neemt de kritiek op Israël dan ook hand over hand toe. Als het gaat over Gaza nemen we het hoge woord ‘genocide’ in de mond. In feite is dat natuurlijk onzin. Want wat is genocide? Het is een officiële term van de Verenigde Naties, van toepassing op het ‘opzettelijk en systematisch vernietigen van een raciale, etnische, religieuze of nationale groep’. De term werd voor het eerst opgevoerd in 1944 en kreeg een formele status in 1948, direct na de Holocaust. Daar ging het dus eigenlijk over, iets wat we inmiddels vergeten lijken. De moord op zes miljoen Joden omdat ze Joden waren. Van zoiets is in Gaza uiteraard geen sprake. Israël voert een strijd om de terreurorganisatie Hamas te breken, die zich heeft ingegraven tussen de Palestijnse bevolking in Gaza en deze ook tiranniseert volgens beproefd Arabisch model. In de Gazastrook leefden zo’n 2,1 miljoen mensen. De schattingen van het aantal doden lopen sterk uiteen, maar volgens een vaak aangehaald getal van de UNRWA — een organisatie die door Israël niet wordt erkend — gaat het om ongeveer 51.000 doden. Hoeveel van hen voor Hamas werkten is volstrekt onduidelijk. Erg genoeg natuurlijk, zoveel doden, maar daarom nog geen genocide.
In Europa gaat de ene golf van verontwaardiging over Israël over op de andere. Er worden sancties uitgeroepen. Israëlische bedrijven mogen geen banden meer hebben met Europese universiteiten. Netanyahu wordt afgebeeld als Het Beest zelf. Ieder incident in Gaza wordt uitvergroot als oorlogsmisdaad. We moeten geloven in de veronderstelde wreedheid van de Joden in Israël, door reportages over Israelische jongeren die van een afstandje sadistisch zouden lachen bij de bombardementen op Gaza. Wanneer je in Europa leeft, krijg je de indruk dat niemand meer een warme band voelt met Israël, dat betrokkenheid met Joden en de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog slechts een ‘boomer-dingetje’ zijn, dat de EU ieder moment zijn handen van de ‘Israelische bezettingsmacht’ zal aftrekken. En dat, kortom, Israël geïsoleerd raakt en zodoende in zijn bestaan bedreigd wordt. Ik hoor dat ook nogal eens om me heen.
In werkelijkheid is daar geen sprake van. Israël is in militair opzicht veilig, al is het maar door de niet aflatende hulp van de VS. De economische band tussen de EU en Israël is ook sterk. Er vindt jaarlijks voor tientallen miljarden euro’s aan internationale handel plaats. Er is daarnaast een continue stroom van wapens en militaire technologie tussen Europese landen en Israël. Nederland, maar ook de NAVO, heeft militaire akkoorden gesloten met Israël.
Toch stond niet zo heel lang geleden het voortbestaan van Israël weldegelijk op het spel. Tussen de jaren veertig en de jaren zeventig van de vorige eeuw moest Israël strijden om te blijven bestaan. Het was kantje boord.
Dat begon al meteen bij de oprichting. Israël moest tussen 1947 en 1949 een onafhankelijkheidsoorlog voeren, waarbij het land zware verliezen leed. Aan de ene kant stonden joodse paramilitaire groepen, aan de andere kant Arabische milities. Het was een burgeroorlog die leidde tot de Nakba, de ‘catastrofe’, waarbij zevenhonderdduizend Palestijnse Arabieren op de vlucht sloegen, maar ook een groot deel van de Arabieren bleef. Arabische legers probeerden vervolgens de Joodse kolonisten te verdrijven, maar die bleken beter georganiseerd, en waarschijnlijk ook beter gemotiveerd, want ze vochten voor hun bestaan.
In 1956 nationaliseerde Egypte het Suezkanaal, waarop Israël in hoog tempo de Sinaïwoestijn veroverde. Het conflict eindigde met een staakt-het-vuren na grote internationale druk, vooral door de VS. In de Sinaï werd een VN-vredesmacht gestationeerd.
Tien jaar later volgde de Zesdaagse Oorlog, die begon toen Egypte troepen in de Sinaï mobiliseerde, Jordanië een pact sloot met Egypte en Israël met een verrassingsaanval de hele Egyptische luchtmacht platlegde. Binnen enkele dagen veroverde Israël vervolgens belangrijke gebieden, zoals Oost-Jeruzalem en de Golanhoogte.
De grootste inbreuk op het zelfvertrouwen van Israël werd veroorzaakt door de Jom Kippoeroorlog in 1973. Op deze heiligste dag van het Jodendom voerden Egypte en Syrië een gecoördineerde verrassingsaanval uit op de Sinaïwoestijn en de Golanhoogte. Veel Israëlische soldaten waren vrij die dag. Na enkele dagen wist Israël zich te herpakken en dreef de aanvallers terug tot bijna in Caïro en Damascus. Maar het feit dat de Israëlische inlichtingendiensten deze oorlog niet zagen aankomen, moet een schok zijn geweest bij de Israëlische autoriteiten: dat nooit weer!
Daarna zou Israël ook inderdaad nooit meer in haar voortbestaan bedreigd worden. Er volgden langdurige conflicten in Libanon, de Intifada-opstanden, de terreuraanval van 7 oktober en de daaropvolgende Gaza-oorlog. Allemaal gruwelijk, maar militair van weinig belang. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de potentiële dreiging voor het voortbestaan van Israël verdwenen is.
Overigens: anders dan vaak gedacht is die bedreiging niet van demografische aard. Binnen Israël is 75 procent Joods en 21 procent Arabisch (islamitisch en christelijk), met 4 procent ‘divers’, waaronder de druzen. De Joodse bevolking groeit snel, door immigratie en een hoog geboortecijfer van 3,13, dus ver boven het vervangingsgetal van 2,1 om de bevolking op peil te houden. Het Arabische geboortecijfer in Israël is 2,85 procent. In de Gazastrook is het geboortecijfer extreem gedaald, van 8 (!) in 1980 naar 4 in 2017. Nog hoog, maar de dalende trend lijkt zich voort te zetten. Er dreigt voor de Joden in Israël dus geen bevolkingsvervanging zoals in Europa.
Er gaat wel dreiging uit van de haat tegen de Joden, met name in de Gazastrook, wat de extreme uitbarsting van sadistisch geweld op 7 oktober verklaarde. Deze aanval van enkele uren richtte zich weliswaar ook op enkele militaire doelen, maar de terreur op burgers was de hoofdmoot. Bij een van de Hamas-strijders werd een briefje gevonden met als opschrift: ‘dood en gijzel zoveel mogelijk mensen’.
Er zat verder geen strategisch plan achter om een militaire aanval op Israël uit te voeren. Het was geen oorlog. Het was terreur. Uit later gevonden documenten bleek dat de gedachte achter de aanvallen van 7 oktober was om zoveel chaos te creëren dat er een einde zou komen aan het verdrag tussen Israël en Saoedi-Arabië.
Hamas, dat de aanslag organiseerde, heeft in haar oprichtingshandvest opgenomen dat het streeft naar de vernietiging van Israël en de vestiging van een islamitische staat in dit gebied. Later werd dit standpunt wel enigszins verzacht, maar de discussie bleef hoe serieus je die verzachting moest nemen. Het bestaansrecht van Israël wordt namelijk ook in die latere versie niet erkend. Een meerderheid van de Palestijnen steunt Hamas, al is die steun sinds de aanslagen van 7 oktober wel dramatisch gedaald naar veertig procent. Hamas wordt financieel en organisatorisch gesteund door landen als Iran, Turkije, maar vooral Qatar. Zo voeren deze landen, bang om de openlijke confrontatie aan te gaan, een proxy-oorlog tegen Israël.
Hezbollah is opgericht door Iran, dat de organisatie ook financieel en militair steunt. Daarnaast vergaart Hezbollah geld uit de drugshandel. Ook Hezbollah beschouwt Israël niet als een legitieme staat. Israël is erin geslaagd om de organisatie vrijwel onschadelijk te maken met enkele gerichte acties die een grote mate van inside informatie verraadden. Eerst door een gerichte bomaanval op leider Fuad Shukr in Beiroet. Later volgde een zorgvuldig geplande actie waarbij walkietalkies – door Israël van tevoren met kleine explosieven geprepareerd – op hetzelfde moment in Libanon tot ontploffing werden gebracht. Die operaties hadden weer het typische Israëlische watermerk: keihard toeslaan en manipulatie door superieur inlichtingenwerk.
Hezbollah en Hamas worden gedreven door een obsessie met Israël. Een obsessie die het Midden-Oosten nu deelt met het hele Westen. Er lijkt niets zo belangrijk als dat kleine landje aan de Middellandse Zee. Iedere discussie erover schiet zwaar in de emotie. Die obsessie is het meest bedreigende aspect voor Israël. Die golven van emoties kunnen alles ontwrichten. Het zijn deze emotionele aspecten die maken dat Israël meer dan normaal voorbereid moet blijven op onvoorziene aanvallen, en vervolgens meer dan keihard toeslaat. Plus dat het land de beschikking heeft over atoombommen, die als de nood aan de man komt, zeker ingezet zullen worden.
En het manipulatieve spel is medestanders maken: kleine eilanden in een oceaan van vijandschap. Daarom steunde Israël bijvoorbeeld de christelijke milities tijdens de burgeroorlog in Libanon. Het was in het belang van Israël dat de invloed van Syrië en daarmee van Iran in Libanon zo klein mogelijk zou blijven.
Een ander voorbeeld zijn de druzen. Israël voert een politiek die erop gericht is om de druzen aan zich te binden en om met hulp van deze minderheidsgroep in het noorden van Israël, het bezette Golan-gebied en de aangrenzende gebieden een bufferzone in Syrië op te bouwen. Netanyahu sprak dan ook over de Syrische druzen als het ‘broedervolk’ van de Joden.
Wie zijn de druzen? Wereldwijd zijn er ongeveer één miljoen. Druzen vormen een gesloten geloofsgemeenschap, stammend uit het Egypte van de elfde eeuw, waar het ontstond als een mystieke richting binnen het shiïsme, een grote aftakking binnen de islam. Het is aan buitenstaanders niet toegestaan om toe te treden tot hun geheim gehouden geloof, dat syncretisch is: een mengvorm van verschillende geloven, waaronder het hindoeïsme, plus invloed van de Griekse klassieke filosofen. Ze geloven bijvoorbeeld in reïncarnatie.
Hun woongebied rondom de Hermonberg in zuidelijk Libanon raakte bij het uiteenvallen van het Ottomaanse rijk en de opgelegde grenslijnen van de Europese koloniale machten verdeeld onder vier nieuwe landen: Syrië, Libanon, Israël en Jordanië. Door de fluïde toestand van dit gebied, kwamen de druzen steeds weer terecht in veranderende omstandigheden waar ze zich moesten aanpassen om te overleven. Zo vieren ze in een moslimomgeving hun religieuze bijeenkomsten alleen in privéhuizen en buiten, en verschijnen daarbij als moslim, om te voorkomen dat ze aangevallen worden. In Israël, waar ze hun geloof wel vrij mogen beleven, raakten ze volledig geïntegreerd in de maatschappij. Druzen zijn in Israël bekend om hun vaderlandslievendheid. Daarom wordt het hen als minderheidsgroep toegestaan om mee te vechten in het Israëlische leger en hoge functies in te nemen binnen het veiligheidsapparaat. Omdat ze Arabisch spreken, worden ze ingezet als undercover-agenten in de Gazastrook. De meeste druzen – zo’n 700.000 – wonen in Syrië, vooral in de zuidelijke provincie Sweida. Deze regio grenst aan de Golanhoogte, een gebied dat door Israël is veroverd. Ook daar leeft een grote druzen-gemeenschap, die deels is geïntegreerd in de Israëlische samenleving. Die groep voelt zich nog steeds verwant met hun families in Syrië, die ze niet kunnen bereiken omdat de grens gesloten is. Lange tijd voelden ze zich meer Syriër dan Israëliër, maar sinds enkele jaren zagen de nieuwe generaties dat hun belang in Israël ligt. Een kwart van de druzen op de Golanhoogte heeft inmiddels een Israëlisch paspoort. De afstand tot Syrië is ook gegroeid toen de druzen op de Israëlische Golanhoogte er weet van kregen hoe honderden vrouwen en kinderen van druzische families in de burgeroorlog afgeslacht werden door ISIS en de Syrische regeringstroepen niets ondernamen.
De druzen voelen zich bedreigd door het islamitisch fundamentalisme, bijvoorbeeld door Hamas dat hen in pamfletten beschrijft als ‘duivels met lange staarten’. Ook Hezbollah voerde aanvallen uit op druzen. Onder het regime van Bashar al-Assad werden ze met rust gelaten omdat de minderheden, zoals ook de christenen, nodig waren om een tegenwicht te bieden tegen de meerderheid van de Soennieten. Assad zelf hoorde bij de Alawieten, ook een minderheid, die qua syncretische geloofsbelijdenis verwant is aan het geloof van de druzen.
De druzen leerden om het opportunisme tot een kunst te verheffen. Toch bleven ook zij niet gespaard van gruweldaden, zoals het recente bloedbad in Zuid-Syrië. Videobeelden lieten zien hoe oude druzen vernederd werden door hun snor af te scheren, waarna ze werden neergeknald. Mannen werden gedwongen om van balkons af te springen. Vrouwen werden verkracht. Kinderen gewurgd. Mannen de keel doorgesneden in ISIS-stijl. Volgens ooggetuigen werd de aanval gepleegd door een groep soennitische islamitische fundamentalisten, die met honderden auto’s zouden zijn gestuurd door het regime van Abu Mohammad al-Julani – de oprichter van terreurbeweging al-Nusra, gesteund door Al Qaida. Al-Julani heeft inmiddels zijn baard getrimd en zichzelf een westers pak aangemeten. Openlijk wordt hij gesteund door de EU, altijd met die mond vol over mensenrechten.
De druzen, alhoewel onderling verdeeld, weigerden aanvankelijk het gloednieuwe staatsleger van al-Julani toe te laten in hun gebied in het zuiden van Syrië. Nu betalen ze een bittere prijs voor hun streven naar onafhankelijkheid. Ze bleken onbeschermd tegen de wrede aanvallen van de soennitische strijders.
Het is de vraag of ze er niet verstandiger aan doen om een alliantie aan te gaan met Israël – al is het maar in de geest van het verplichte opportunisme in het Midden-Oosten.
Ieder opiniestuk is geschreven op persoonlijke titel. Dat geldt ook voor auteurs betrokken bij ON!. Het standpunt van de betreffende auteur representeert niet de opvattingen van de omroep.