Door Peter Groen, redacteur Ongehoord Nederland
In juni 2025 was het eindelijk zover: Israël begon de aanval die zou moeten leiden tot de val van de ayatollahs en de ‘bevrijding’ van het Iraanse volk. De officiële reden voor de bombardementen op Iran is dat Teheran ‘bijna een kernbom’ heeft, zo beweert de Israëlische premier Netanyahu al dertig jaar. Echter, niet alleen ontbreekt daarvoor bewijs, ook wijst het opzichtige geflirt met de familie van de voormalige sjah op de werkelijke motieven van Israël: regime change. Of is ook dat niet de echte reden?
Benjamin Netanyahu waarschuwt niet alleen al decennialang voor een Iraanse kernbom; hij geeft ook al jarenlang weinig verhulde hints naar het omverwerpen van de Iraanse Islamitische Republiek, om die te vervangen door een Israël-vriendelijker regime – dat van de oude sjah bijvoorbeeld. Maar Iran is geen Irak: de Islamitische Republiek is door een flink deel van het volk gesticht, en heeft nog steeds grote steun. Iran is al millennia min of meer een coherente staat, waarop eerdere veroveraars zich stukbeten. Destabilisering lijkt dus eerder het doel, op korte termijn zal dat Iran als geopolitieke concurrent verzwakken. Of dit zal lukken, en wat de effecten – ook voor Israëls veiligheid – zullen zijn, laat zich niet makkelijk raden.
Om een analyse van dit geopolitieke steekspel te kunnen maken, is het zinvol de kaart van het Midden-Oosten voor de geest te halen. Deze regio is om tal van redenen erg belangrijk: ze herbergt ’s werelds grootste energievoorraden, is een centraal knooppunt tussen Europa, Azië en Afrika, geldt als bakermat van grote beschavingen én vormt het religieuze hart van de drie monotheïstische wereldgodsdiensten. Tegelijk is de regio een lappendeken van religieuze en etnische groepen die de door de Europeanen getekende grenzen doorkruisen.
Het is dan ook geen verrassing dat wereldmachten zich hier via zogeheten proxies – ondergeschikte landen en strijdgroepen – mengen in (potentiële) conflicten. Die proxies zijn echter geen simpele marionetten van supermachten als Amerika en Rusland, maar van staten met een eigen geschiedenis, ambities en machtsmiddelen. Vier landen staan daarbij tegenover elkaar in een voortdurende strijd om regionale dominantie: Israël, Turkije, Saoedi-Arabië en Iran. Elk daarvan wordt in meer of mindere mate gesteund door grote buitenlandse spelers.
Israël, dat volgens de Zweedse denktank SIPRI beschikt over negentig kernbommen, streeft op zijn minst naar militair overwicht in de regio. Bekende Israëlische politici, onder wie Bezalel Smotrich en eerder Meir Kahane, koesteren bovendien expansionistische ambities, waarbij zij openlijk dromen van een ‘Groot-Israël’, gebaseerd op Bijbelse grenzen, door annexatie van grote delen van het Midden-Oosten. Door de bezetting van de Palestijnse gebieden en het geweld dat daaruit voortvloeit, heeft Israël ogenschijnlijk een groot deel van de islamitische wereld tegen zich. Toch onderhoudt het betrekkingen met bijvoorbeeld Azerbeidzjan, Turkije, Marokko en de Emiraten, en sinds langere tijd al met Amerikaanse client-staten zoals Egypte en Jordanië. Hierbij moet worden aangetekend dat er in die landen regelmatig grote demonstraties tegen Israël plaatsvinden, dus of deze betrekkingen op goedkeuring van de bevolking kunnen rekenen is maar zeer de vraag.
Turkije is een machtige NAVO-lidstaat, met een groot en getraind leger, en ambities in onder andere Syrië en Centraal-Azië, waar het groepen steunt die strijden tegen Iraanse en Saoedische proxies. De Turkse president Erdogan veroordeelt Israëls optreden tegen de Palestijnen vaak in scherpe bewoordingen, maar achter de schermen drijft Ankara veel handel met Tel Aviv. De Turken hebben uit hun Ottomaanse verleden een levendige herinnering aan het zijn van een regionale supermacht – wellicht zelfs een wereldmacht – en verlangen hier niet zelden nostalgisch naar terug.
Saoedi-Arabië is een steenrijke oliestaat, het middelpunt van de islamitische godsdienst, en een belangrijke bondgenoot en wapenklant van de VS. Ook de Saoedi’s steunen groepen in Syrië, en zien voornamelijk Iran als bedreiging voor hun regionale invloed. De Saoedi’s laten ook vooral hun economische macht gelden; als belangrijk OPEC-lid en investeerder in de regio heeft Riyadh ook via de portemonnee grote invloed. Hetzelfde geldt voor de Arabische Emiraten.
Iran, ten slotte, is ondanks westerse isolatie militair robuust en technologisch capabel, en wordt gesteund door Rusland en in mindere mate China. Het land steunt – soms openlijk, soms heimelijk – diverse verzetsgroepen, waaronder in de Palestijnse gebieden, Libanon (Hezbollah) en Syrië. Iran is in tegenstelling tot Turkije en Saoedi-Arabië grotendeels Sjiitisch, maar steunt in Palestina ook Soennitische groepen, en is een bondgenoot van het christelijke Armenië.
Deze vier landen zijn regionale grootmachten, met de potentie om regionale hegemonie te verkrijgen. In die zin zijn het directe concurrenten, een concurrentie die niet zelden op slagvelden – al zij het indirect – wordt uitgevochten. Nemen we echter de supermachten die deze landen steunen in de analyse mee, dan wordt al snel duidelijk dat er niet snel een direct militair conflict zal ontstaan tussen Israël enerzijds, en NAVO-land Turkije of VS-vazal Saoedi-Arabië anderzijds. Iran is een ander verhaal: dit land staat al 45 jaar op het zwarte lijstje van de VS en heeft moeizame verhoudingen met Saoedi-Arabië en in mindere mate Turkije.
Tegen de achtergrond van de geopolitieke kaart van het Midden-Oosten valt de Israëlische wens om het Iraanse regime te verzwakken beter te begrijpen. In het geopolitieke steekspel is een verzwakking van de tegenstander een rationele tactiek. Het Iraanse atoomprogramma is een mogelijke dreiging die moet worden weggenomen, maar tegelijk ook een mooi voorwendsel om dat land nóg verder te verzwakken.
Dat angst voor een kernbom niet de enige reden is voor de aanvallen op Iran blijkt namelijk uit meer dan alleen geopolitiek redeneren. Netanyahu heeft bijvoorbeeld meermaals gezegd dat regime change in Iran ‘zeker een uitkomst zou kunnen zijn’ van een gewapend conflict. Hoewel dit klinkt als een mogelijke ‘bijvangst’, lijkt het door Israëls handelen eerder een strategisch doel. Zo verwelkomde Netanyahu de zoon van de voormalige sjah van Iran, Reza Pahlavi, en richtte hij zich herhaaldelijk rechtstreeks tot het Iraanse volk – zowel in het Engels als in het Farsi – en zei hen er ‘samen voor te zorgen’ dat het Iraanse volk ‘bevrijd’ zou worden van de huidige machthebbers. Bovendien heeft Netanyahu de recente aanval op Iran ‘Operation Rising Lion’ genoemd, wederom in het Engels en dus kennelijk voor een publiek buiten Israël. Dit is een opzichtige verwijzing naar het symbool op de vlag van het oude Pahlavi-regime: een leeuw voor een rijzende zon.
De vlag van het voormalige regime van de sjah, met een leeuw voor een rijzende zon, naast de Israëlische vlag
(https://www.reddit.com/r/NewIran/comments/178x3wv/in_la_today_iranians_demonstrated_an_israeli_in_a/)
Regime change is dus waarschijnlijk meer dan gewenste bijvangst van Israëls aanvallen op Iran, maar heeft dat wel kans van slagen? In het beroemde plan A Clean Break uit 1996 presenteerde neoconservatief Richard Perle aan Netanyahu een lijst van landen die regime change zouden moeten ondergaan, met Iran als kers op de taart. Van de andere landen op die lijst gingen de regimes inderdaad (mede) door Israëlisch en Amerikaans geweld ten onder: Irak, Syrië, Libanon, Libië, Somalië en Soedan.
De ondergang van die regimes heeft Netanyahu waarschijnlijk goede hoop gegeven voor regime change in Iran, maar is dat wel terecht? Somalië en Soedan werden geleid door zwakke regimes en bovendien werden deze landen geplaagd door etnische tegenstellingen en extreme armoede. De etnische en religieuze verdeeldheid in Libanon is haast onovertroffen. Irak en Syrië werden geleid door seculiere dictators die vanuit een minderheid over een meerderheid regeerden.
Iran is andere koek. Dit land is ondanks etnische en linguïstische verscheidenheid al millennia min of meer een eenheidsstaat. De machthebbers zijn er niet slechts door een militaire coup aan de macht gekomen, maar via een breed gedragen volksopstand. En het bestuur van de Islamitische Republiek is niet slechts een kwestie van een sterk veiligheidsapparaat, maar zit ook in de haarvaten van de culturele elite, de regionale besturen en universiteiten. Dit is geen oppervlakkig regime dat met wat bommen en speeches gemakkelijk wordt omgeduwd. Iran is daarbij een fysiek rijk en moeilijk begaanbaar land: rijk aan olie, gas, water en voedsel, maar ook hoge bergen en uitgestrekte woestijnen, die natuurlijke barrières vormen voor eventuele indringers. Bovendien is de Iraanse bevolking relatief hoogopgeleid, en functioneert al decennialang zelfstandig op geavanceerd niveau, ondanks de zwaarst denkbare sancties.
Ayatollah Ali Khamenei op een bijeenkomst in juli 2025
(https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=531638194&page=3&pos=130)
Het is ook maar zeer de vraag of de bevolking van Iran zelf wel op de ‘redding’ uit Israël zit te wachten. Ondanks protesten tegen onder meer de strenge kledingwetten, is er zelfs binnen de oppositie weinig steun voor buitenlandse inmenging. Gezien de uitstekende reputatie van Israëls inlichtingendiensten, zou men verwachten dat Netanyahu dit ook beseft. De vraag is dan ook of Israël werkelijk mikt op regimewisseling, of eerder op het verzwakken en destabiliseren van een geopolitieke tegenstander, zoals we gezien hebben in alle andere landen van het lijstje van Perle. Dat vermoeden wordt versterkt doordat er daags na de eerste aanvallen op Iran er een reeks bomaanslagen plaatsvonden in Teheran, een terreurtechniek die de kenmerken draagt van de Mossad en gelieerde groepen. Als de Iraniërs hun handen vol hebben aan chaos en verdeeldheid, zal hun strategische invloed in de regio snel afnemen, zo zal Netanyahu redeneren.
Of een instabiel Midden-Oosten en een verder oplopende aversie tegen Israël op langere termijn ook in het belang van het Joodse volk is, laat zich moeilijk voorspellen. Feit is dat er al vele eeuwen joodse gemeenschappen in relatieve stabiliteit in de islamitische wereld woonden, waaronder ook in Iran. De stichting van de staat Israël in Palestina, de bezetting van Palestijnse gebieden, en het dagelijkse bloedvergieten hebben die betrekkelijke tolerantie snel doen slinken. Een strategie van terreur en destabilisering lijkt op eerste gezicht geen aanzet naar een herstel van de historische tolerantie tussen moslims en joden.
Dat Israël uit is op het destabiliseren van Iran betekent overigens niet dat er geen reële dreiging uitgaat van het Iraanse atoomprogramma. Hoewel Amerikaanse inlichtingendiensten dit jaar nog schreven nooit bewijzen gevonden te hebben dat Iran zou werken aan een kernbom, heeft het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) wel vastgesteld dat Iran uranium verrijkt tot zo'n zestig procent, ver boven het niveau dat nodig is voor gebruik in kerncentrales. De Iraanse ambassadeur Farajvand beweert tegenover Ongehoord Nederland dat die verrijkte percentages nog binnen de grenzen van de IAEA vallen en dat dit nog civiele toepassingen kent, bijvoorbeeld bij aandrijving van zeeschepen.
Tegelijkertijd is het niet ondenkbaar dat Iran wél kernwapens wil ontwikkelen: het Noord-Koreaanse voorbeeld toont hoe effectief nucleaire afschrikking kan zijn. Israël beschikt nota bene zelf ook over kernwapens, en dat roept de vraag op met welk moreel gezag Israël andere landen een kernbom ontzegt.
De Iraanse leider Khamenei heeft in 2003 een fatwa gegeven waarin hij verklaart dat het ontwikkelen van een massavernietigingswapen in de islam niet is toegestaan, omdat een dergelijk wapen geen onderscheid maakt tussen militairen en burgers. Wat dit voor de toekomst zal betekenen, is echter niet met zekerheid te zeggen, omdat omdat Khamenei niet per se de hoogste sjiitische geestelijke leider is en religieuze interpretaties uiteindelijk ook niet uit steen gehouwen zijn. Bovendien is de Supreme Leader 85 jaar oud, en valt er niet te garanderen dat een volgende leider er geen andere interpretaties op nahoudt.
Ten slotte zou men ook kunnen betogen dat Iran zélf het risico heeft opgezocht. Hoewel de Iraanse ambassadeur in Den Haag onlangs verklaarde dat het hoog-verrijken van uranium onderdeel is van een ‘onderhandelingsstrategie’, kan een dergelijke zet toch worden opgevat als een stap in een gevaarlijke richting.
Zijn al deze overwegingen reden genoeg om unilateraal een land aan te vallen? Dat hangt ervan af door welke bril men kijkt. Vanuit pure tactische machtspolitiek is het goed te verdedigen: een tegenstander een gevaarlijk potentieel wapen uit handen slaan is op het eerste gezicht een logische zet. Maar er zijn meer brillen waarmee de wereld te bekijken is, bijvoorbeeld die van het internationaal recht.
Volgens het internationaal recht mag een land enkel geweld gebruiken in twee gevallen: na toestemming van de VN-Veiligheidsraad, of uit zelfverdediging bij een directe dreiging. Hoewel Netanyahu al decennialang beweert dat Iran ‘bijna een kernbom heeft en uit is op de vernietiging van Israël’, is er geen sprake van een juridische basis voor een aanval. Er is in elk geval geen resolutie en er is geen bewijs dat Iran op het punt stond Israël aan te vallen. In juridische termen is de aanval dus illegaal. Dit leidt tot de vraag wat Nederland in deze kwestie zou moeten doen.
In het geopolitieke machtsspel van het Midden-Oosten lijkt het concept van het internationaal recht wellicht naïef en zinloos, temeer daar grote landen als de VS en China er slechts voor eigenbelang gebruik van maken. Might makes right, zo klinkt het vaak.
Toch presenteert Nederland zich al decennialang nadrukkelijk als hoeder van dit internationale recht. Den Haag huist het Internationaal Gerechtshof (ICJ) en het International Strafhof (ICC). Het bevorderen van de internationale rechtsorde is zelfs verankerd in Artikel 90 van de Nederlandse Grondwet. Via de diplomatie is het internationaal recht een soort Nederlands visitekaartje geworden.
Het zou dus te verwachten zijn dat Nederland een stevig standpunt inneemt over deze aanvallen, zeker omdat er al zaken lopen tegen Israël en Israëlische hooggeplaatsten bij zowel het Internationaal Gerechts- als Strafhof. De Iraanse ambassadeur in Nederland sprak tegenover Ongehoord Nederland teleurstelling uit over het uitblijven van een krachtige Nederlandse reactie. Hij verklaarde dat dit mogelijk te maken heeft met de nauwe banden van Nederland met Israël en de VS. Hij wees onder andere op het feit dat Nederland onderdelen voor F-35-gevechtsvliegtuigen blijft leveren aan Israël, ondanks lopende ICC-onderzoeken naar mogelijke oorlogsmisdaden.
Er rijst dan ook twijfel of het Nederlandse mensenrechtenbeleid nog wel in lijn is met het eigen internationale rechtsideaal. De houding van het huidige kabinet doet wereldwijd de wenkbrauwen fronsen en ondermijnt de Nederlandse inspanningen voor de geloofwaardigheid en effectiviteit van een internationale rechtsorde, een concept dat toch al geen vanzelfsprekendheid is.
Naast juridische overwegingen zijn er ook praktische redenen voor een kritischer Nederlands beleid. Oorlog in het Midden-Oosten leidt doorgaans tot vluchtelingenstromen richting Europa en vervolgens richting Nederland. Handel via het Suezkanaal en de Perzische Golf raakt verstoord. Energieprijzen schieten omhoog.
Op een hoger niveau kan ook de vraag worden opgeworpen of het wel verstandig is voor Nederland om zijn lot zo innig te verbinden met een staat buiten Europa die in allerlei conflicten verwikkeld is, of dat het voor de toekomst wellicht verstandig is om de betrekkingen wat ruimer te spreiden.
Tot slot klinkt in binnen- en buitenland een moreel appel: is het veroorzaakte leed wel in verhouding tot het gediende belang? En kunnen Nederlandse bewindspersonen zichzelf in de spiegel aankijken terwijl zij oorlogen faciliteren die juridisch en moreel ter discussie staan?
Ieder opiniestuk is geschreven op persoonlijke titel. Dat geldt ook voor auteurs betrokken bij ON!. Het standpunt van de betreffende auteur representeert niet de opvattingen van de omroep.